Er is brand! De aanwezigen moeten gealarmeerd worden, zodat ze, al dan niet begeleid, kunnen vluchten. In de wettelijk voorgeschreven NEN 2575 die handelt over ontruimingsalarmsystemen, is voorgeschreven hoe die alarmering moet plaatsvinden: via een luid- of stilalarmsysteem. In onderstaand figuur uit deze NEN 2575 treft u aan wie een “stilalarminstallatie” moet toepassen.
Binnen de zorg wordt veelal een personenzoekinstallatie (pzi) gebruikt als draadloze stilalarminstallatie. Binnen dit segment groeit de roep om de “pieper” te vervangen voor een smartphone. De voordelen zijn immers: minder apparaten en lagere kosten voor zowel aanschaf als onderhoud. En als deze toepassing in een smartphone is geïmplementeerd, wordt meer mogelijk. Een smartphone is immers nagenoeg gelijk aan een – op het internet aangesloten - computer met beeldscherm en toetsenbord.
Maar, bij voordelen horen helaas ook altijd nadelen. Een smartphone is in principe persoonsgebonden (in tegenstelling tot een pieper) en de smartphone gaat “op slot” voor de gebruiker: instellingen zijn vast en alleen vrijgegeven apps staan erop. Het grootste nadeel was echter: het kan niet, omdat het niet aan de wettelijk voorgeschreven normen voldoet en zo’n oplossing niet certificeerbaar is zonder grote, complexe en kostbare ingrepen te doen in het netwerk van de klant.
Dit laatste nadeel is nu opgelost. Een smartphone-oplossing via een normaal WLAN (Wifi) en GSM-netwerk kan gecertificeerd worden.
Hieronder leggen we uit hoe dit mogelijk is. Daarvoor zullen we:
De wet- en regelgeving voor ontruimingssystemen begint in het Bouwbesluit.
Lid 1 van het artikel 6.23 Ontruimingsalarminstallatie van het Bouwbesluit luidt: ”Een gebruiksfunctie met een brandmeldinstallatie als bedoeld in artikel 6.20, eerste, tweede en vijfde lid, heeft een ontruimingsalarminstallatie als bedoeld in NEN 2575.”
In de NEN 2575 (deel 1, bijlage B) staat vervolgens het stroomschema dat u in de inleiding heeft aangetroffen. Hieruit volgt wanneer het ontruimingssysteem van het type Stil Alarm dient te zijn. Vervolgens verwijst deel 1 van de NEN 2575 naar deel 4 voor de eisen aan een stilalarminstallatie.
Hieronder treft u een aantal zinsneden aan uit hoofdstuk 1 van de 2575 (deel 4) over het toepassingsgebied van de norm:
De belangrijkste prestatie-eisen van de NEN 2575 zijn:
Verder worden er o.a. eisen gesteld dat:
Daarnaast worden er in de 40 pagina’s tellende norm nog vele andere eisen gesteld die “minder spannend” zijn, maar waar wel aan voldaan moet worden.
En verder is er nog een lid 4 van artikel 6.23 van het Bouwbesluit die luidt: ”Een ontruimingsalarminstallatie als bedoeld in het eerste lid, die behoort bij een brandmeldinstallatie waarop artikel 6.20, zesde lid, van toepassing is, heeft een geldig inspectiecertificaat dat is afgegeven op grond van het CCV-inspectieschema Ontruimingsalarminstallaties.”
Dus het stilalarmsysteem moet niet alleen aan de NEN 2575 voldoen, maar ook aan de CCV-regeling over ontruimingssystemen. Dit laatste dient getoetst te worden door een onafhankelijk Inspectiebureau.
Je kan zeggen dat de afgelopen 5 jaar m.b.t. de wet- en regelgeving over een stilalarminstallatie niet veel is veranderd. Het certificaat dat u onderaan dit artikel aantreft is echter het eerste Inspectiecertificaat in Nederland voor een stilalarminstallatie die gebaseerd is op een smartphone-oplossing met een standaard Wifi/WLAN- en GSM-netwerk.
Eén van de eerste oorzaken is dat rechttoe rechtaan een smartphone-oplossing niet aan de NEN 2575 voldoet. Voordat bijvoorbeeld een smartphone-oplossing kan garanderen dat een alarmbericht altijd binnen de 20 seconden aankomt, moet er veel aanvullende software geschreven worden om te borgen dat - als er geen storing aanwezig is - dit altijd lukt. En dan moet het niet alleen lukken, maar je moet dit ook kunnen bewijzen/onderbouwen dat altijd aan deze eis voldaan wordt.
Een andere oorzaak is het aan elkaar koppelen van verschillende systemen en dan aantonen dat je niet alleen compatibel bent maar ook aan de geëiste systeembeschikbaarheid zal voldoen. Immers de volgende onderdelen moeten o.a. aan elkaar gekoppeld worden: een server met eigen geschreven software, het wifi-netwerk van de eigenaar, het GSM-netwerk van een GSM-provider en een smartphone met een eigen geschreven app. Kortom: vele deelleveranciers die zich niet lenen voor compatibiliteitstesten of het verstrekken van een minimale beschikbaarheid.
En in hoeverre voldoe je dan aan de zinsnede uit het hoofdstuk toepassingsgebied van de norm: “Deze norm is uitsluitend van toepassing op autonome draadloze stilalarminstallaties waarvan de apparatuur en transmissiewegen niet met andere systemen wordt geïntegreerd.” Deze zin uit het eerste hoofdstuk van de NEN is in het verleden al voor veel partijen aanleiding geweest om te beweren dat hierdoor zo’n smartphone oplossing niet certificeerbaar is. Je kan dan als leverancier ook afhaken of gaan puzzelen en vervolgens gedurfde keuzes maken.
En daarna moet een Inspectiebureau concluderen dat de goede keuzes zijn gemaakt en dat voldaan wordt aan de certificeringsregelgeving van het CCV. Ook voor een Inspectiebureau is dit een lastige materie. Dit komt doordat een smartphone-oplossing niet volledig aan de normen zal voldoen. Dat wil zeggen dat een Inspectiebureau niet volledig kan toetsen op normconformiteit. Toetsen aan normconformiteit wil zeggen dat je controleert of aan de norm voldaan wordt. Als daaraan voldaan wordt, kun je vervolgens rechttoe rechtaan concluderen dat het goed is.
De andere manier voor een Inspectiebureau is om een deskundig oordeel te vormen of voldaan wordt aan de doelstelling van een ontruimingssysteem. De doelstelling luidt (conform de CCV-regeling): ”tijdig in voldoende mate akoestisch en/of optisch informatie geven aangaande de ontruiming, om veilig vluchten te initiëren.” Kortom: als iets niet aan de norm voldoet, kan het toch goed zijn als aan deze doelstelling voldaan wordt. Een Inspectiebureau moet nu op basis van deze doelstelling een toetsing uitvoeren.
Als het Inspectiebureau vervolgens akkoord gaat met de oplossing, impliceert dat automatisch dat zij ook verantwoordelijkheid dragen voor de oplossing. Er is nu immers geen norm die zegt wat kan en waarvoor feitelijk de overheid verantwoordelijkheid draagt, maar het is het Inspectiebureau dat zegt wat kan. Hierdoor neemt dus het Inspectiebureau de verantwoordelijkheid van de overheid over. Voor het overnemen van deze verantwoordelijkheid is niet alleen veel kunde nodig maar ook durf.
Samenvattend kunt u zich waarschijnlijk wel voorstellen dat:
Misschien het moeilijkste dat overwonnen moest worden, is de wil om zo’n gecertificeerde smartphone-oplossing over een standaard netwerk te realiseren. Het is immers zo makkelijk om aan te geven dat het niet kan. Hoe beheers je bijvoorbeeld een wifi-netwerk als belangrijkste drager van de verbinding, zodat alarmen op tijd aankomen, storingen tijdig gemeld worden en de beschikbaarheidseisen gehaald worden, terwijl je geen zeggenschap over dit wifi-netwerk hebt? Eén van de doorslagen was de gedachte dat het toch niet waar kan zijn dat een smartphone-oplossing, waarmee kritische medische alarmen van een patiënt in een ziekenhuis doorgegeven kunnen worden, zonder dat er toezicht is op deze patiënt, ook niet een alarmbericht van een brandmeldcentrale kan doorgeven. Zeker als je daarbij bedenkt dat die medische normering onderhevig is aan nog veel strengere wettelijke eisen.
In grote lijnen bestaat de oplossingsrichting uit de volgende gekozen onderdelen:
Hiernaast ziet u het eindresultaat: een Inspectiecertificaat van een stilalarminstallatie gebaseerd op een smartphone-oplossing.
En ere wie ere toekomt:
Huygensstraat 3-5
2721 LT Zoetermeer
Nederland
079 - 3444 845
brandveiliggebouw@draeger.com